Het leuke van taal vind ik altijd dat je ermee kan spelen. Zo ook met deze vraag: hoe zit je erbij? Dit kan je figuurlijk en letterlijk opvatten. Zit je vol energie en heb je zin in het nieuwe seizoen? Of moet je weer even “doorkomen”? Het mooie van de provocatieve benadering is dat in het letterlijke, “hoe zit je?”, altijd het figuurlijke verstopt zit en vice versa. Neem de eerste Farrelly factor: Maak lichamelijk contact. Dit impliceert dat je dichtbij je gesprekspartner zit, anders kun je hem/haar niet aanraken. Dichtbij gaan zitten om dichtbij te komen, daarmee straal je in je houding al werkelijke interesse en uitnodiging uit. Ga je aan de andere kant van de tafel zitten, zoals ik gisteren deed, dan creëer je afstand. Ook goed, net wat je wil, maar het is niet provocatief: warm, liefdevol en uitdagend.
Farelly Factor 1 is: maak lichamelijk contact. Zelf werd ik in de sessie, die ik ooit mocht hebben met Frank Farrelly, herhaaldelijk over mijn wang gestreeld en op mijn knie geklopt. Hij maakte mij namelijk aan het blozen. Medestudenten vroegen mij later of ik dat niet heel vernederend had gevonden. Geen moment. Het doel van dit lichamelijk contact maken is namelijk non-verbaal aan te geven: ik zeg dit nu wel zo scherp, maar ik sta 100% achter jou, ik zie je zitten, jij bent ok zoals je bent. En die figuurlijke boodschap overbrengen is veel belangrijker dan welke letterlijke dan ook.
Dus: hoe zit je erbij?